Weer in verbinding (2)
De gevolgen van seksuele grensoverschrijding oplossen: het kan
Dit artikel werd geplaatst in het Vakblad voor contextuele hulpverlening, jaargang 27, nummer 1, maart 2022.
Omdat het een uitgebreid artikel is, bieden we het hier in 3 delen aan.
Het is raadzaam het in de volgorde te lezen waarin het geschreven is, dus
- Deel 1 (klik hier)
- Deel 2 (hier ben je nu)
- Deel 3 (klik hier)
Wie misbruikt is, krijgt over- en ongevoeligheden
Het meest pijnlijke om bij zichzelf te ontdekken zijn de gebruikelijke copingsmechanismen. Verschillende psychologische mechanismen zorgen er immers voor dat wie misbruikt is, niet ‘vrijuit gaat’.
Soms zien mensen die misbruikt zijn grensoverschrijding terwijl het er niet is en maken ze zich er boos over dat anderen het onrecht niet opmerken.
Op andere momenten gebeurt het onder hun ogen en kunnen ze de signalen zelf niet onderkennen.
Soms zijn ze overgevoelig, soms ongevoelig – wat allebei overlevingsimpulsen zijn. Overgevoeligheid komt voort uit angst dat het weer zou gebeuren. Door ongevoeligheid wordt de pijn en de verwarring verdoofd.
Ongevoeligheid heeft een dubbele oorsprong.
Enerzijds lijkt het misbruik meer op een film die buiten de persoon gebeurt dan iets wat aan den lijve is meegemaakt. Verblijft de persoon in de omgeving waar de seksuele grensoverschrijding gebeurt, dan is ongevoeligheid de enige mogelijkheid om te overleven.
Er is geen keuze: het is ‘niet voelen’ of ‘creperen van de pijn’. Het onderbewuste beveiligingssysteem schakelt dan het voelen uit.
Anderzijds is dit niet-voelen het gevolg van het energetisch benomen zijn door de ‘dader’. Dit leidt tot een onderbewust gestuurde ‘identificatie met de daders’.
Gedurende de meest pijnlijke momenten kan de gevluchte psyche van de persoon immers kijken vanuit de ogen van de ‘dader’ (dissociatie en identificatie). Het is een automatische impuls, een ultieme poging tot controle, waarbij de ‘dader’-acties ervaren worden in plaats van de pijn en de fysieke grensoverschrijding.
Vereenzelviging met de ‘dader’ is het copingsmechanisme dat nadien blind maakt voor eigen grensoverschrijdend gedrag: ongevoeligheid.
Beide verdedigingsmechanismen, over- en ongevoeligheid, zorgen ervoor dat de persoon vat krijgt op de stresssignalen die zich op dat moment voordoen.
De ene keer betekent dit gevaar zien, terwijl het er niet is. De andere keer wordt de dissociatie herhaald die gedurende de seksuele grensoverschrijding is opgetreden.
Dissociatie betekent dus dat ‘slachtoffers’ nadien weer ‘uit hun lichaam kunnen gecatapulteerd worden’ en toeschouwer worden van wat er gebeurt. Het zorgt er ook voor dat mensen automatisch “weigeren om rekening te houden met de rechten van anderen juist omdat de anderen ook geen rekening gehouden hebben met hun rechten en noden” (Ducommun-Nagy, Van onzichtbare naar bevrijdende loyaliteit, 2008).
Volgens Ducommun-Nagy treedt dergelijke ongevoeligheid op vanuit situaties waarin ons iets wordt aangedaan. Omdat gedurende de dissociatie de pijn niet te voelen is, ervaren ze die ook niet terwijl zijzelf anderen nadien onrecht berokkenen.
Nagy heeft dit fenomeen benoemd als destructief recht: vanuit het ervaren onrecht gerechtigd zijn destructief om te gaan met anderen (Boszormeny-Nagy & Krasner, Tussen geven en nemen: over contextuele therapie, 1994).
“Ik merkte laatst dat ik, zodra ik met iets klaar ben, zonder afscheid te nemen opsta en wegga. Mijn aandacht is dan bij het volgende dat ik ga doen.
Voor de ander geeft het de indruk dat ik hem of haar ‘laat vallen’ en dat ik gewoon verder ga. Dit is echt herhaalgedrag vanuit identificatie met ‘de dader’. Na een verkrachting werd ik immers achtergelaten en liet ik mij, totaal uitgeput, op de grond vallen, terwijl ‘de dader’ wegging en zich met andere dingen bezighield.
Gelukkig kreeg ik feedback over mijn gedrag en kon ik het bijstellen. Ik blijf nu in contact wanneer ik me op het volgende wil richten.”
Niet voelen wat we doen is eigenlijk altijd een signaal dat een deel van een trauma niet verwerkt is. Onverwerkt trauma zet de hele molen ‘van generatie op generatie’ in gang. Wie getriggerd wordt, voert haast automatisch het voorgegeven script uit.
Seksuele grensoverschrijding is dus vaak een familiepatroon dat blindelings van de ene generatie op de andere wordt overgedragen. Het is onderbewust gedreven en hoort bij de bredere familie en bij uitbreiding bij de hele maatschappij.
Ik denk dat wij, anno 2022, de eerste generatie zijn die dit onderbewust gestuurde gedrag kunnen stoppen én oplossen. Gedurende Traject Doorbreken kan je jezelf en de familiepatronen herprogrammeren. Maar vooraleer ik op dit hersteltraject inga, wil ik even iets zeggen over vergeving, op wat er in ons brein gebeurt bij controleverlies, en op erkenning en rechtzetting.
Wie misbruikt, snakt naar vergeving, bevrijding of ontschuldigen
“Toen één van ‘de daders’ na enige druk van mijnentwege aannam wat er was gebeurd, was zijn eerste reactie ‘Vergeef mij, a.u.b.?’ en omwille van de hoogdringendheid in zijn stem en ogen heb ik direct ‘Ik vergeef jou’ gezegd.
Het was iets te snel, maar niettemin één van de meest bevrijdende zinnen die ik ooit heb gesproken.
Hij riep: ‘Ze vergeeft mij!’ Hij had het van de daken willen schreeuwen. Ik zag de last van zijn schouders glijden”.
De ’dader’ is niet de enige die snakt naar vergeving.
Om tot vrede te komen, moest N. ook zichzelf vergeven.
Niet dat ze zich gedurende de seksuele grensoverschrijding schuldig had gemaakt, wel omdat ze erkende dat ze zichzelf niet had kunnen beschermen. Ze was niet geslaagd in haar diepste opdracht als mens ‘haar integriteit te bewaren’.
En hoe irrationeel ook, het was nodig zichzelf te vergeven dat ze zichzelf niet had kunnen vrijwaren. Ze moest zichzelf vergeven dat ze in deze situatie terechtgekomen was, dat ze het niet had kunnen voorkomen. Ook al had ze dit als klein kind niet gekund en was ze daar absoluut niet schuldig aan.
Ik vermoed dat het hele geworstel van Nagy met het begrip vergeving, wat hij lichtelijk anders benadert en ‘exonoratie’ noemt, te maken heeft met vergeving nodig hebben zonder schuldig te zijn. Exoneratie betekent ‘uitsluiting van aansprakelijkheid’.
N. vergeeft, ze geeft ‘de dader’ zijn integriteit terug, ook al is hij die kwijtgeraakt. Ze vergeeft ook zichzelf en daarmee herstelt ze zichzelf. Ze rekent het deze ’dader’ niet meer aan. Ze beseft dat deze dader de aansprakelijkheid voor zijn daden niet kan dragen, het is teveel voor hem, het weegt hem te zwaar, hij gaat eronder gebukt.
N. wil wel erkenning van wat er gebeurd is en voor het leed dat zij torst, maar zij wil niet meer dat het weegt, niet voor haar en niet voor de ‘dader’. Dit is een stap naar vrede vinden, het doel dat ze zichzelf had gesteld. Om dit te realiseren moet ze de alarmen in haar brein afzetten, alarmen die afgaan zodra ze getriggerd wordt door iets dat de seksuele grensoverschrijding oproept.
Controleverlies
Het ergste dat ons als mens kan overkomen is controleverlies (zie het webinar ‘Recht op leven! Ruim de gevolgen van seksuele grensoverschrijding op’). Misbruikt worden is totaal controleverlies.
Om te beseffen wat controleverlies teweegbrengt, leggen we eerst uit hoe ons brein normaal werkt en welk effect dit heeft op onze herinneringen.
In gewone omstandigheden, als ons brein normaal werkt, worden alle zintuiglijke signalen die we ervaren (wat we zien, horen, voelen, proeven en ruiken), geclusterd en opgeslagen als een herinnering (Riemslagh, Constructieve Counseling? Destructief recht in professionele gespreksvoering, 2012).
Gedurende controleverlies valt de normale samenwerking tussen het bewustzijn en het onderbewuste uit, waardoor de zintuiglijke signalen niet clusteren en er geen herinneringen worden gevormd. Daardoor ontstaat een black-out, waarbij de zintuiglijke signalen hechten aan onze angstcentra (amygdalae) in het midden van ons limbisch systeem.
Van het ergste moment van wat we meemaken, gedurende controleverlies, bestaan dus geen herinneringen.
De zintuiglijke signalen (zien, horen, voelen, proeven en ruiken) clusteren niet. Ze worden wel gehecht aan de amygdalae die ervoor zorgen dat we ons bij gelijkaardige impulsen in veiligheid brengen.
De amygdalae scannen voortdurend onze omgeving. Ze zijn erop gericht dit controleverlies in de toekomst te voorkomen. Zodra ze minstens drie gelijkaardige zintuiglijke signalen opmerken, wordt het hele lichaam in alarm gebracht: acute stress. De boodschap luidt: breng jezelf in veiligheid, dit is levensgevaarlijk voor jou! Vecht, vlucht of verstar (bevries)!
Concreet betekent dit dat we van de meest pijnlijke momenten in ons leven geen herinnering gecreëerd hebben. Wel hebben we er ervoor gezorgd dat we bij dezelfde zintuiglijke signalen in alarm gebracht worden.
Detecteert ons angstcentrum dezelfde signalen, dan gaan we in acute stress. Daardoor krijgen we direct een vecht-, vlucht- of verstarreflex. Een stem, een gebaar, een geur kunnen deze afweerreacties ogenblikkelijk in gang zetten.
Gaat ons brein – en dus ook ons lichaam – in deze acute stress, dan nemen we de buitenwereld waar als vijandig. We moeten ons verdedigen, we zijn in gevaar.
“Ik ging in acute angst bij het zien van wonden: ik viel direct flauw. Laatst gebeurde er iets pijnlijk onverwacht en ook dan viel ik flauw. Ik vroeg aan de arts wat er dan fysiek gebeurt, want dat wil ik wel weten.
‘Je doet een vagale reflex’, zegt de dokter. Mijn lichaam kan zich op zo’n moment niet handhaven, bevriest en verstart. Door flauw te vallen hoef ik de pijnlijke onverwachte gebeurtenis niet mee te maken: ik ben er niet.
Als kind en jongere ben ik vaak flauwgevallen. Het voelt als verdwijnen omdat het te veel pijn doet. Wanneer ik dan weer bijkom, voel ik mij zo verdwaasd, alsof er iets gebeurd is zonder mijn medeweten”.
Trachten het controleverlies te voorkomen
Om te voorkomen dat we controleverlies lijden, is er een psychologisch mechanisme actief dat erop gericht is de stress zelf op te zoeken. We ‘zoeken naar herhaling’ in een poging nu wél zelf de controle te bewaren. Het is een onderbewuste dynamiek die ons aanzet het gevaar uit te dagen.
In haar boek ‘Hoe vaak moet je vallen?’ tekent Tuckerman (mede-oprichtster van het Meidenhuis Spandau en redactrice van Tigermädchen) hoe een jonge vrouw die eerder verkracht werd, zich opnieuw in gevaarlijke omstandigheden begeeft. Ze is er zo bang voor dat ze het zelf uitlokt (self-fulfilling prophecy). Het is net alsof ze alsnog wil bewijzen dat ze wél in een veilige, respectvolle wereld leeft.
“Eén van de mannen die mij als kind heeft verkracht zei ‘Je vroeg er zelf naar’ en eerst maakte mij dat ontzettend boos. Daarna begreep ik hoe het psychologisch heeft gewerkt.
Na de eerste verkrachtingen heb ik onderbewust geprobeerd om mij én te beschermen, én de situatie zelf in de hand te hebben”.
Trauma’s lijken minder bedreigend als we er zelf enigermate controle over hebben. Dit neerschrijven is controversieel omdat het de strikte grens tussen dader en slachtoffer vervaagt.
Wie wil vasthouden aan een duidelijke aflijning tussen dader en slachtoffer, vergeet echter het interactionele aspect. We spelen altijd onderbewust op elkaar in. Dat neemt niet weg dat degene die de grensoverschrijding doet, daar wel de volle verantwoordelijkheid voor draagt.
Hij/zij had namelijk op de valreep, toen de onderbewuste impuls te misbruiken zich voordeed, zijn/haar hele bewustzijn moeten inzetten om deze destructieve impuls te stoppen. Dit is wat Darcia Narvaez ‘de vrije wil-niet’ noemt: dat is de ruimte die ons bewustzijn (‘vrije wil’) heeft om destructief gedrag te onderbreken en te stoppen (Narvaez, Triune Ethics: The Neurobiological Roots of Our Multiple Moralities, 2008).
“Ik weet dat ik moet opletten. Mijn afstemming op wat bijvoorbeeld gepaste kleding is of hoe ik mij ten aanzien van mannen gedraag, probeer ik bewust bij te stellen. Soms vraag ik ook aan mensen in mijn omgeving wat zij denken dat gepast is.
Ik weet immers dat sinds ik verkracht ben, de kans reëel is dat ik nieuwe situaties mee creëer waarin ik onveilig ben.”
Dit is een heikel thema dat ook in therapie na seksueel grensoverschrijdend gedrag op een bepaald moment ter sprake komt. Daar is diep respect nodig voor ieders verantwoordelijkheid en die ligt bij kinderen anders dan bij volwassenen. Kinderen kunnen nooit verantwoordelijk gesteld worden voor het grensoverschrijdend gedrag van volwassenen.
Relationeel-ethisch gezien is de meest-machtige altijd verantwoordelijk om uit te gaan naar een ‘nee’ van de minst-machtige (Rober, The Client’s “No”: The Challenge of Creating Dialogical Space for Both Partners in Maritial Therapy, in Liégeois, Burggraeve, Riemslagh, Corveleyn, “After You!” Dialogical Ethics and the Pastoral Councelling Process, (2013), 67-86.)
De meest-machtige is de volwassene ten aanzien van het kind, de man ten aanzien van de vrouw, de leidinggevende ten aanzien van de ondergeschikte,… De ethische kwaliteit van de verhouding is afhankelijk van de mate waarin de meest-machtige de minst-machtige vraagt of die zich veilig voelt en wilt wat er gebeurt en daar achteraan zegt ‘voel je vrij om “nee” te zeggen’.
Het spreekt vanzelf dat bij seksuele grensoverschrijding altijd sprake is van een of andere vorm van overweldiging waarbij deze relatoneel-ethische regel met voeten wordt getreden. De dwang waarmee deze seksuele handelingen gepaard gaan, is juist kenmerkend voor seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Lees verder in deel 3 (klik hier)